Moed betekent angst voelen en toch je hart volgen. We zijn op vakantie. Kennissen uit de omgeving komen langs, op visite. De man en de vrouw delen de wetenswaardigheden van het afgelopen jaar. We luisteren naar de nieuwtjes en vragen hier en daar door. Leuk om te horen welke concrete veranderingen er in hun leven hebben plaats gevonden (verbouwing/andere baan). Het tempo van het gesprek ligt ‘hoog’. Het ene verhaal na het andere wordt gedeeld. Na enige tijd valt mij op dat er niet een wederkerige uitwisseling ontstaat. Zij delen, wij (mijn partner en ik) luisteren. Wat maakt dat deze uitwisseling zo verloopt? Wat ik bemerk, is er dat er weinig ruimte is in het gesprek, ruimte in de zin van openheid, ruimte in de zin van vertraging, ruimte in de zin van pauzes gedurende het delen, ruimte in de zin van: stilte. De stilte, de openheid, de vertraging van waaruit verdieping, een werkelijk ontmoeten en humor kan ontstaan... Op enig moment wordt er een wedervraag gesteld: welke nieuwtjes hebben jullie? Ik voel geen enkele impuls om wat te delen. Er komt niets op. Ik heb geen nieuwtjes te delen. Wel een proces doorlopen naar aanleiding van het overlijden van onze dochter, waar zij van op de hoogte zijn. De energie in het gezelschap ligt ‘hoog’ of is ‘gehaast’, ‘snel’. Ik merk dat ik wat tijd nodig heb om te zakken, om in te dalen, om te voelen wat er van binnenuit gedeeld wil worden, maar die tijd ontbreekt. En ik spreek me daarover niet uit. Mijn partner doet een poging door een nieuwtje te delen. Het nieuwtje wordt op een bepaalde wijze opgepakt en vertaald door de ander. Er komt geen uitwisseling op gang en al snel draaien de rollen weer om. Hier en daar plaats ik nog een opmerking, maar er komt geen werkelijke ontmoeting op gang. Ik bekijk onze interactie. Ja, zo gaat het…, dit is het hoofdmenu, niet het voorgerecht, maar het hoofdmenu: de wetenswaardigheden. Geen stilte, pauze, vertraging van waaruit verdieping en humor kan ontstaan, maar in een hoog tempo zenden. Hij mist contact, hij mist de uitwisseling van emoties, geeft de bezoeker aan. Dat begrijp ik, als ik zo het gesprek waarneem. Hij voelt zich alleen, eenzaam, kent weinig mensen. Dat begrijp ik, als ik zo het gesprek beluister. Na 1,5 uur breekt het moment aan om afscheid te nemen. De man geeft aan dat we altijd langs kunnen komen als er iets is, dat zij graag met ons willen wandelen en vervolgens nodigt hij ons uit om over 6 dagen te komen barbecueën. En dan komt het erop aan: Wat zeg ik? Wat is mijn waarheid? Wat voel ik? Wil ik wel nader contact? Wil ik wel barbecueën met hen? En durf ik me uit te spreken ook als de ander dat mogelijk als een afwijzing of teleurstelling ervaart? Eén ding is op voorhand voor mij duidelijk: ik wil niet barbecueën. Ik voel er niets voor om een aantal uren van mijn tijd door te brengen met mensen, die zich bewegen op het level van nieuwtjes. Niet dat er iets mis is met hen (het zijn sympathieke mensen) of met het uitwisselen van nieuwtjes, maar dat kan ook door even een praatje te maken, zo nu en dan. Oké, de uitnodiging. Wat is mijn antwoord? Ik zeg: ik weet het nog niet. Waarop de ander reageert: hoezo weet je het nu nog niet? Ik zeg: Ik wil eerst met mijn partner overleggen, ik laat het je nog weten. Hoezo is daar overleg voor nodig? Je weet nu toch wel of je over 6 dagen wilt barbecueën? (En dat klopt, ik weet mijn antwoord, maar ik ben niet alleen, er is ook een partner, en ik vind het niet makkelijk om ‘nee’ te zeggen). En vervolgens kijkt hij vragend naar mijn partner: wat vind jij ervan? En ik zeg nogmaals dat ik met mijn partner wil overleggen: ik laat het je over enkele dagen weten. Mijn partner knikt instemmend naar mij en het gezelschap. Ik zie en voel dat de bezoeker geïrriteerd is en zich afgewezen voelt. Ik pak de draad weer op en zeg: ik weet niet of ik het nu wel wil…, misschien voelt het gewoon te snel…, voelt het meer kloppend als we over een maand afspreken om te barbecueën. En ik wil ook gewoon even afstemmen met mijn partner. Waarop hij verbolgen reageert: Over een maand? zegt hij (dan pas…), nou, dan weet ik niet of ik er wel ben, misschien ben ik dan wel op vakantie. Waarop ik zeg: Oké, dat zij dan zo. Dat antwoord vindt hij niet leuk. En ik voeg eraan toe: Als het antwoord ‘nee’ is, als we jullie uitnodiging afslaan, betrek het dan niet op jezelf. Het gaat niet over jullie, ik mag jullie, maar de vraag is of ik op deze wijze wil afspreken met jullie. Nou, reageert hij echt geïrriteerd: ik wil het wel een paar dagen van tevoren weten om de inkopen te doen. Ik zal het je tijdig laten weten, zeg ik. Voel je het gesprek aan? Voel je hoe moeilijk het is om jezelf trouw te blijven als je een sterk appèl voelt van de andere kant tot contact? Als je weet dat de ander zich eenzaam voelt, ook al ben ik niet verantwoordelijk voor de eenzaamheid van de ander… Voel je wat voor enorme uitdaging er in zit om je uit te spreken, om je waarheid te leven? Zo nu en dan een praatje of een kopje koffie/thee, meer zit er niet in. Dat is het antwoord van binnenuit, oftewel ‘mijn’ waarheid. Ga er maar eens aan staan om deze boodschap in alle openheid en eerlijkheid te geven. Ik wijs hen niet af, maar zo interpreteren zij dat wel, zij betrekken het op zichzelf, maar daar gaat het niet over, het gaat niet over hen, maar over mij: wat klopt voor mij? Ook al klopt dat niet voor de ander… Ja, maar je kunt toch niet altijd uitgaan van jezelf? Dat is toch egoïstisch? Is dat zo? Is het egoïstisch om jezelf trouw te zijn? Of is het egoïstisch van de ander om er bij voorbaat vanuit te gaan dat je aan de verwachting (de uitnodiging) van de ander tegemoet komt? Het is toch een uitnodiging? Oftewel: een vraag? En op een vraag zijn toch meerdere antwoorden mogelijk: ja, nee, misschien. Mag ik ‘nee’ zeggen? Of dien ik eigenlijk ‘ja’ te zeggen, omdat de ander zich anders afgewezen voelt of teleurgesteld, alsof ik verantwoordelijk ben voor de reactie van de ander? Ben ik verantwoordelijk voor de pijn die de ander in zich draagt, de pijn die geraakt wordt op het moment dat ik ‘nee’ zeg, de pijn die ooit is ontstaan in zijn of haar geschiedenis? Dien ik dan het leven te leiden wat anderen van mij verwachten, omdat zij zich anders afgewezen of teleurgesteld voelen? Ben ik op het punt aangeland dat ik een afwijzing van de ander in ontvangst kan nemen wetende dat deze afwijzing niets over mij zegt, maar alles over de ander: hij of zij raakt getriggerd door een ‘nee’, hij of zij heeft een verwachting waar ik niet aan tegemoet kan komen, hij of zij laat de ander (mij) niet vrij, er is geen ruimte bij de ander om elk antwoord in ontvangst te nemen, het antwoord moet eigenlijk ‘ja’ zijn. Is dit liefde? Hoe groot is het hart van de ander als er impliciete eisen worden gesteld? Als je eigenlijk geen ‘nee’ mag zeggen. Is het egoïstisch om naar jezelf te luisteren? Om na te gaan wat klopt voor jou? Ook als dat niet klopt voor de ander… Moet ik dan mijn leven zo leven dat ik aan alle verwachtingen en verlangens van anderen voldoe? Dus dat ik het leven van anderen leid in plaats van het leven zoals het van binnenuit klopt? Van waaruit bewegen we mee met al die verwachtingen die anderen over ons hebben? Schuldgevoel? Dan ben ik geen goeie …: vader, moeder, dochter, zoon, buurvrouw/man, partner, werknemer, werkgever? Bewegen we mee met de verwachtingen om mogelijke oordelen van anderen te voorkomen? Oordelen die nog in onszelf leven, want anders zouden de oordelen van anderen ons überhaupt niet raken. Oordelen die voort komen uit overtuigingen, die we van jongs af aan hebben mee gekregen: als je aan jezelf denkt ben je een egoïst, dan heb je niets voor de ander over. Is dat zo? Heb je niets voor de ander over als je uitgaat van datgene wat klopt voor jou? In hoeverre ben je echt aanwezig, in verbinding, in contact, als je ‘ja’ zegt, terwijl het van binnen een ‘nee’ is? In hoeverre is dat liefdevol naar de ander toe? Maar bovenal naar jezelf? Waarom voelen zoveel mensen zich moe en uitgeput? Zou dat onder andere te maken kunnen hebben met het gegeven dat we niet luisteren naar dat wat de innerlijke stem aangeeft, omdat we geleefd worden door allerlei overtuigingen, die aan ons door opvoeders en maatschappij met de paplepel zijn mee gegeven? Oké, terug naar de situatie. De uitnodiging voor de barbecue. Ik overleg met mijn partner en vraag hem hoe hij erin zit. Hij geeft aan dat hij niet van barbecueën houdt. Zo nu en dan een kopje koffie/thee drinken en hij wil ook wel een enkele keer met de mannelijke bezoeker wandelen (of het er daadwerkelijk van komt, weet hij niet), maar hij zit niet te wachten op een barbecue. Dit is het antwoord wat ik de bezoekers stuurde: Ha lieve mensen, Barbecue: nee. We vinden het leuk om jullie zondag even te bezoeken, de verbouwing te zien en een praatje te maken, als het voor jullie ook oké is. Ik kreeg het volgende antwoord terug: Hi, Oke op zondag. Tja, zo gaat het dan…, dikke kans dat hij zondag vraagt waarom we niet willen barbecueën. En wederom een uitdaging: wat zeg ik dan? En mijn antwoord is anders dan het antwoord van mijn partner. Durf ik open en eerlijk aan te geven hoe voor mij de vork in de steel zit: zo nu en dan een praatje, dat is het, het heeft niets met jullie persoonlijk te maken, dit is gewoon het antwoord wat ik van binnenuit voel. Ben benieuwd wat zich zondag ontvouwd. PS betekent dit dat mijn partner voor hetzelfde dient te kiezen? Nee. Als hij wil gaan wandelen, eten, kletsen of anderszins…, ga je gang…, je bent een vrij mens…, net als ik. De vrijheid die in mij rijzende is, gun ik ieder ander. www.bewustzijnscoaching.com Facebook: Caroline Ootes, Ontwaken, Bewustzijnscoaching LinkedIn: Caroline Ootes